Rond 6 à 8 maanden komen baby’s op een keerpunt: ze beginnen te beseffen dat mama soms weg gaat, maar weten nog niet zeker of ze wel zal terugkomen. Vaak beginnen ze dan te huilen, zoals bijvoorbeeld ’s nachts huilen als ze alleen moeten slapen, huilen als je ze aan iemand anders geeft of bij iemand anders wil afzetten.
Eenkennigheid
Tot 6 maanden hebben baby’s nog geen duidelijk idee van wie er allemaal voor hen zorgt. Iedereen kan voor hen zorgen. Tussen 6 en 12 maanden komt de periode van eenkennigheid: ze willen alleen jou, hun allerliefste verzorger. Ze zijn bang dat je nooit meer terug komt als je verdwijnt. Om het snelst uit de periode van eenkennigheid te groeien, leer je je kind best dat anderen niet per definitie bedreigend zijn.
Waarschuw de oma of oppas aan wie je je kind even wil geven, maar geef je kind de ruimte om te wennen aan die persoon. Ga dan even weg, en verzeker je kind dat je gauw weer terug komt. Doe dat ook, zo leert je kind dat je altijd weer terug komt. Wees hier kordaat, dan ben je het snelst door deze eenkennigheidsfase door.
Scheidingsangst
Ook scheidingsangst kan een rol spelen. Tussen 6 en 8 maanden gaan baby’s schrik krijgen om je te verliezen, vooral als ze alleen achterblijven in hun kamertje. Het helpt als je laat horen dat je nog in de buurt bent: laat de deur op een kier, rommel nog wat in de andere kamer. Zorg dat je baby je nog hoort, terwijl je wat zingt of praat met je partner op de gang. Ook een slaapritueeltje kan je baby helpen over zijn scheidingsangst te groeien. Het ritueel helpt om afscheid van je te nemen.
Ook met een ‘kiekeboespelletje’ kan je je baby leren dat je terugkomt.