Er zijn oplichters aan het werk die via valse mails en telefoons proberen je gegevens te achterhalen en te misbruiken.
Lees onze tips en laat je niet misleiden door phishing.

7 vragen aan Joost Bonte: “Als je in armoede leeft, word je gedwongen afhankelijk gemaakt”

"Wie in armoede leeft, zal dat niet staan roepen. Daarvoor is er te veel schaamte"

Noem hem gerust de ‘Godfather’ van het straathoekwerk. Joost Bonte (64) is méér dan maatschappelijk geëngageerd. Hij werkte jaren als straathoekwerker en nadien als coördinator van SAM (Steunpunt Mens en Samenleving). Zijn hart klopt voor mensen die in een kwetsbare situatie leven. We stellen hem 7 vragen over armoede in al haar facetten.

Joost Bonte (64) is naast een van de grondleggers van het straathoekwerk in Vlaanderen ook armoede-expert in het tv-programma ‘Zorgen voor mama’.

1. Wat is ‘arm zijn’? Wanneer spreken we over armoede?

“Armoede wordt vaak uitgedrukt in cijfers. Maar armoede is ook gevoelsmatig. Cijfers meten je portemonnee, maar er is meer wat maakt of je kwetsbaar bent.”

“Natuurlijk start alles met geld. Hoeveel geld je hebt en of je voldoende hebt, bepaalt je wereldbeeld. Arm zijn betekent dat je niet meer kan deelnemen. Je botst op uitsluitingen, waardoor je ontwikkelingskansen mist. Je hebt niet genoeg financieel kapitaal (geld), maar ook minder ‘sociaal kapitaal’ (je sociale netwerk) en ‘cultureel kapitaal’ (jezelf cultureel kunnen ontwikkelen).”

2. Hoe moeilijk is het om uit armoede te geraken?

“Het lukt alvast níét door ‘wat beter je best te doen’. Dat horen mensen in armoede vaak. Alsof ze hun best niet doen … Ze doen net harder hun best dan de gemiddelde burger! Hun wilskracht is groter.” 

“Het idee dat mensen in armoede ervoor kiezen, klopt niet. Arm zijn is géén keuze. Iedereen maakt in zijn leven beslissingen of afwegingen, klopt. Maar wat als je geen klankbord hebt? Geen mensen hebt bij wie je terechtkan om bepaalde keuzes af te toetsen of te bespreken? Dan neem je al eens een minder goede beslissing. Maar daarom kíes je nog niet voor kwetsbaarheid.”

“Daarom is sociaal kapitaal – de gemeenschap waarop je kan terugvallen – zo belangrijk. Mensen in armoede hebben dat natuurlijke sociale netwerk vaak niet meer. En hebben niet de middelen om het te herstellen, waardoor ze dreigen te vereenzamen en geïsoleerd te geraken.” 

“Je klimt niet in een paar maanden tijd uit armoede. Pas na 2 tot 3 generaties slagen mensen er doorgaans in.”

Je klimt niet in een paar maanden tijd uit armoede. Het kan 2 tot 3 generaties duren

3. Hoe kwetsbaar maakt armoede je?

“Je leeft met een voortdurend gevoel van falen. Zonder vertrouwen, terwijl dat de basis is van alles. Daardoor lukken dingen minder of niet, en zo zit je snel in een vicieuze cirkel.” 

“De buitenwereld heeft een bepaald beeld van mensen in armoede. In hun huishouden wordt niet gegeten, wel gezopen. Het loopt er vol huisdieren. Het is er vuil. Soms klopt dat, maar het is een overheersend beeld dat een stigma op armoede legt. Terwijl in veel arme gezinnen alleen warmte heerst.” 

“Arm zijn betekent dat je gedwongen afhankelijk gemaakt wordt. Als ik kleren koop in een tweedehandswinkel, kíes ik daarvoor. Iemand in armoede heeft geen andere keuze dan naar de kringwinkel te gaan. Een nieuwe jas voor je kind? En er is enkel die ene in een te grote maat en lelijke kleur? Spijtig, die wordt het. Je zal maar geen broccoli lusten en de voedselbedeling heeft alleen dat. Je weigert? Nog ondankbaar ook … Wie in armoede leeft, staat continu onder stress.”

4. Wat moeten we met z’n allen doen om armoede tegen te gaan?

“Als maatschappij moeten we meer zorgen. En de verantwoordelijkheid niet altijd bij een individu leggen.”

“Menselijkheid is de basis. Mensen in armoede voelen dat hun waardigheid weg is of wordt afgenomen. Ook hulpverleners proberen vaak over te nemen – met goede bedoelingen natuurlijk. Maar je kan mensen helpen én ze verantwoordelijkheid geven.” 

“Hoe? Ga met een persoon in verbinding, zoek aansluiting en bouw een relatie op. Alles begint bij luisteren, niet bij zeggen wat iemand móet doen. Schep vertrouwen, geef ideeën en help, maar laat iemand zelf beslissen over wat moet gebeuren.”

Joost Bonte

Foto © Stijn Wils

5. Je bent een spilfiguur in het tv-programma ‘Zorgen voor mama’. Hoe belangrijk is die tv-reeks?

“’Zorgen voor mama’ toont het leven van mensen in armoede zoals het is. Als je de werkelijkheid niet toont, hoe kan je dan het beeld van mensen veranderen? Wie in armoede leeft, zal dat niet staan roepen op straat. Daarvoor is er te veel schaamte.”

“Het programma brengt een realistisch en respectvol verhaal en heeft daardoor een gigantische impact. Vooral op de kijk van de buitenwereld op armoede. Het zijn niet altijd slordige mensen of zwerverstypes. Het zijn verdorie mensen die hard werken en zelfs dan niet toekomen. Dat het allemaal mama’s zijn, maakt het nog herkenbaarder.”

Alles begint bij luisteren, niet bij zeggen wat iemand móet doen

6. Je ligt aan de basis van het straathoekwerk. Wat blijft je na 40 jaar het meeste bij? En hoe kijk je naar de toekomst?

“Ik blik voldaan terug, maar ook met een zekere droefheid. Ik ben triest, omdat ik zie dat zaken verloren gaan. Dan heb ik het over die verbinding. Dat komt omdat sociaal werkers zich meer (moeten) specialiseren. De ene staat in voor je budget, de andere voor je emotionele zorg, nog een andere voor de praktische kant. Elk komen ze met een oplossing. Omdat het hun taak is, begrijp me niet verkeerd.” 

“Er is nood aan een degelijk, gefundeerd armoedebeleid. De sociale zekerheid in ons land is top, maar dat is niet hetzelfde als een armoedebeleid. Dat moet vérder gaan: niet alleen naar het financiële kijken, ook naar je netwerk, je gevoelswereld, de vaardigheden die je nodig hebt in deze wereld.”

Sociaal werk is een job van voorzetsels: je staat voor, naast, achter ... iemand

7. Wat is jouw ultieme tip voor een startende straathoekwerker vandaag?

“Ik geloof niet in God, maar heb altijd een stukje uit de Bijbel onthouden. ‘Een goede herder ontfermt zich over het verloren gelopen schaap. En gaat ervan uit dat de kudde de stal wel zal vinden.’ Dat is wat een sociaal werker moet doen. Verloren schapen horen er niet ‘gewoon’ bij.” 

“Mijn raad? Treed in relatie met iemand. Ga de relatie aan die de rest van de maatschappij niet durft of kan aangaan. Begin nadien te bouwen. Kijk welke kansen zich voordoen en grijp ze. Vergeet het principe van ‘afstand houden’.”

“Komt de wind van voren, ga voor iemand staan. Heeft iemand een duwtje nodig, ga achter die persoon staan. Mag iemand trots zijn, ga onder de persoon staan en til die op. Sociaal werk is een job van voorzetsels: je staat voor, naast, achter ... iemand. Je hebt geen vaste positie.”