Volgt je kind logopedie voor een taalachterstand? Dan krijgt het vaak ‘huiswerk’ mee: oefeningen op maat om thuis verder te automatiseren wat je kind leerde. Loopt dat oefenmoment niet altijd vlot? Heb je het gevoel dat je je kind moet verplichten of dwingen? Logopedist Roxanne Van Rumst deelt tips voor leuke leermomenten thuis.
Vanaf kleuterleeftijd (3 jaar) komen kinderen bij Roxanne naar de logopedie. “Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat er een taalachterstand is. Of omdat hun woordenschat heel beperkt is en ze moeilijk zinnen kunnen vormen.”
“Sommige kinderen hebben ook een probleem met hun mondmotoriek. Andere kinderen kunnen misschien niet goed volgen op school. Er zijn verschillende redenen waarom kinderen naar een logopedist komen.”
Logopedie en je kind begeleiden
Het 1ste signaal voor logopedie komt vaak van de kleuterjuf- of meester. “Als een leerkracht opmerkt dat het niveau niet hetzelfde is als dat van de klasgenoten, komen ouders bij mij. We maken dan een uitgebreide diagnostiek, bekijken of therapie nodig is en hoe logopedie kan helpen.”
De volgende stap is logopediesessies op maat van het kind inplannen. Dat zijn gemiddeld 2 sessies per week.
Maar naast de sessies bij de logopedist moet je kind ook thuis oefenen. Hierin speel je als ouder een belangrijke rol. Hoe pak je dat aan? Hoe begeleid je je kind? En hoe maak je er geen saai, maar een leuk moment van?
Tips voor logopedie-oefeningen thuis
1. Een halfuur volstaat
Een sessie bij de logopedist voor (jonge) kinderen duurt meestal 30 minuten. “Bij kinderen is het belangrijk om de sessie te beperken tot die tijd. Dat is meteen een goede tip voor thuis: oefen niet langer dan een halfuurtje op een bepaalde logopedie-oefening met je kindje. Oefen je langer, dan verslapt de aandacht.”
2. Doe mee met je kind
Participeer als ouder zoveel mogelijk. “Tijdens een sessie betrek ik telkens het kind én de ouder(s). De ouders doen de oefeningen actief mee tijdens het therapiemoment. Dat is fijner voor het kindje, het geeft een gerust gevoel. De ouder is eigenlijk ook een beetje therapeut, samen met de logopedist.”
“Bovendien vormt het een basis om samen verder aan de slag te gaan. Ouders pikken dingen op vanuit de therapiesessie. Daardoor lopen de oefenmomenten thuis vlotter”, weet Roxanne.
3. Maak er een spel van
Praat niet over ‘oefeningen’ of ‘huiswerk’. “Creëer een klimaat van spelen. Maak er een leuk moment onder jullie van. Dat haalt wat (prestatie)druk weg. Het is belangrijk om bewust tijd te maken om te spelen met je kind.”
4. Blijf op het niveau van je kind
“Bij taaltherapie is het ook belangrijk om te communiceren of praten met je kind op zijn of haar niveau. Zo maak je taal niet te makkelijk of net te moeilijk. Je taal sluit dan naadloos aan bij de taal die je kind gebruikt”, legt Roxanne uit. “Let er ook op dat je altijd op ooghoogte van je kind zit of staat. Zo oefen je letterlijk op maat van je kind.”
5. Vertrek vanuit de interesse van je kind
“Oefeningen worden een speelmoment, waarbij je als ouder opgaat in de leefwereld van je kind. Door met elkaar te praten leer je je kind op een rustige en ongedwongen manier dingen bij. Spreekt een kind een woord verkeerd uit? Zeg dan zelf het woord op de correcte manier. Zo creëer je een aangenaam leerklimaat. Vraag je kind niet altijd om woorden na te zeggen, dat kan tot frustratie leiden. Het is belangrijk om veel te praten.”
“Een gouden tip? Vertrek vanuit deinteresses van je kind. Speelt je kindje bijvoorbeeld graag met poppen? Laat de oefeningen of speelmomenten daarover gaan. Ga mee in het fantasiespel. Dat helpt je kind om zich in te leven en taal op gang te brengen. En kinderen die doen wat ze graag doen, kunnen zich beter concentreren.
“Een gouden tip: vertrek vanuit de interesses van je kind”
6. Maak oefeningen laagdrempelig
Boekjes lezen of voorlezen? Altijd een topper. Lezen is een leerschool voor alle kinderen, maar zéker voor kinderen die logopedie volgen. “Ze leren de betekenis van woorden kennen, maar leren ook hoe je woorden moet uitspreken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om samen te lezen.”
“Probeer lezen interactief te maken. Je kan samen met je kind vertellen wat je ziet en op een ongedwongen manier zinnen laten aanvullen. Het magneetboek ‘De Gruffalo’ van Julia Donaldson is bijvoorbeeld een aanrader. Het verhaal spreekt veel kinderen aan. Maar houdt je kind van vliegtuigen, ga dan voor een boek over vliegtuigen. Kies een boek dat aansluit bij de leefwereld van je kind.”
7. Praat en benoem, maar maak er geen quiz van
Overdrijf natuurlijk niet. Vragen aan je kind om alles om zich heen te benoemen, is niet nodig. Je wil er geen quiz van maken. “Wees niet te opdringerig. Het is goed om veel met je kind te praten: jij geeft een aanzet, je kind kan dan zelf aanvullen. Doe het vooral op een ongedwongen manier.”
“Maak van het logopediemoment thuis geen quiz”
“Vermijdja-neevragen (vragenwaarop het antwoord ‘ja’ of ‘nee’ is, bijvoorbeeld ‘is dit een bal?’). Ze beperken het mogelijke antwoord dat je kind zou kunnen vormen. En ze zorgen voor druk. Het lijkt dan meer op een ondervraging. Je kind krijgt het gevoel dat hij of zij het antwoord al moet weten. En dan ben je met iets anders dan taal bezig.”
8. Vermijd achtergrondlawaai
Achtergrondlawaai kan lastig zijn. “Achtergrondgeluid maakt het vervelend voor kinderen om taal op te nemen. Ze worden afgeleid, er zit storing op de lijn. Zorg ervoor dat er geen storende geluiden zijn, dat er vooral rust is.
9. Werk met een uitgerust kind
“Je ‘speelt’ het best als je kind uitgerust is. Een thuissessie met een moe kindje, verloopt veel stroever. Speel op een rustige manier, voel je kind aan en forceer niets. En dan groeien jullie samen.”
Wie is Roxanne Van Rumst?
Roxanne studeerde in 2018 af als logopedist. Ze werkt in het logopedieteam bij Logopedie Gent. Roxanne specialiseerde zich in taal- en leertherapie en is ook OMFT-therapeut. OMFT (oro-myofunctionele therapie) hertelt het evenwicht in het functioneren van spieren in en rond de mond.
Haar grote passie is werken met kinderen. Roxanne behandelt ongeveer de helft van de tijd kinderen met een taalprobleem (vooral kleuters) en de andere helft volwassenen met mondmotoriek- en slikproblemen.