Geregeld zetten de overheid en gezondheidsinstanties screenings op. Daarnaast worden zelftestpakketten en -apps steeds populairder. Een gezonde evolutie? We vroegen het Bart Demyttenaere en Alain Bourda, respectievelijk gynaecoloog-adviserend arts en apotheker-coördinator geneesmiddelenbeleid bij ons ziekenfonds.
Wat zijn screenings?
Bart Demyttenaere: “Bevolkingsonderzoeken zijn gratis screeningsonderzoeken die de overheid op grote schaal aanbiedt en waarmee ze bepaalde aandoeningen vroegtijdig wil opsporen. Zo zijn er al meer dan 10 jaar bevolkingsonderzoeken voor vrouwen naar borstkanker en baarmoederhalskanker.”
“Meer recent kwam daar de screening bij die, via een thuistest, helpt om dikkedarmkanker op te sporen bij mannen en vrouwen. Je kan naast zo’n overheidsonderzoek ook een screening door je dokter laten doen voor andere zaken, maar dat is dan wel meestal betalend.”
Is een screening altijd nuttig?
Voor sommige ziektes wel, voor andere minder. Zo zijn experts het bijvoorbeeld niet allemaal eens over over de screening naar prostaatkanker. Die gebeurt met een bloedtest, de zogenaamde PSA-test. Toont die een verhoging van de PSA (prostaatspecifiek antigen, een eiwit in het bloed dat grotendeels wordt aangemaakt en afgescheiden door de prostaat), dan wijst dit eventueel op problemen: een goedaardige prostaatvergroting, een ontsteking of kanker.
Het probleem? De test detecteert onnauwkeurig. Hij mist een beperkte subgroep van agressieve tumoren, die vooral jonge mannen treft. Om helemaal zeker te zijn, zijn ook andere onderzoeken – waaronder een rectaal onderzoek – aangewezen.
“Prostaatkanker is bij ons de meest voorkomende kanker bij mannen. Al zorgt hij voor slechts 3 % van de sterftegevallen bij mannen. Met screenen verminder je de prostaatkankersterfte met 2 per 1000 op 15 jaar. Het nadeel is dat je heel veel mannen nodeloos ongerust maakt en eventueel onnodig behandelt. Voor elk leven dat je redt met PSA-screening, worden er 48 mannen overbehandeld”, verduidelijkt Alain Bourda.
“Daarom is er nu meer terughoudendheid om mogelijk schadelijke onderzoeken in te zetten tegen kankers die trager evolueren. Voor een algemene screening is op dit ogenblik onvoldoende bewijs.”
Iedereen dokter?
Vandaag heb je als patiënt ook tal van mogelijkheden om bepaalde aspecten van je gezondheid zelf te checken. Er bestaan een heleboel technologische snufjes waarmee je de toestand van je lichaam thuis kan meten. Daarnaast kan je tientallen zelftests kopen – in de apotheek en online – om te zien of je een bepaalde ziekte of aandoening hebt.
“Zelftests zijn niet nieuw. Al meer dan 20 jaar controleren diabetespatiënten zelf hun glucosespiegel en kunnen vrouwen met een predictortest ontdekken of ze zwanger zijn. Met een zelftest kan je zelf thuis een staal bloed, urine, stoelgang of sperma nemen, dat testen en meteen op een eenvoudige manier het resultaat aflezen. Naast zwangerschap en glucosespiegel bestaan er onder meer ook tests voor cholesterol, ijzer, allergie, menopauze, darmkanker en hiv”, zegt Bart Demyttenaere.
Zelftests, een gezonde trend?
Met kankerscreenings kan je kanker in veel gevallen vroegtijdig opsporen, vaak zelfs nog vóór er echt sprake is van kanker. Ze zijn relatief eenvoudig en je kent snel het resultaat. Maar ze zijn ook duur en verkeerd gebruik is mogelijk.
“De tests moeten wel de juiste omkadering krijgen. Je moet goed weten wat de test je gaat leren én je moet bij een afwijkend resultaat weten bij wie je terechtkan”, benadrukt Bart Demyttenaere.
“Maar (zelf) meten is niet altijd weten: zowel screeningsonderzoeken als zelftests geven nooit 100 % zekerheid. Sommige afwijkingen blijven onzichtbaar bij een screening. Raadpleeg bij twijfel altijd je (huis)arts.”
Waarom zijn zelftests zo populair?
“Het groeiende succes van zelftests past in de maatschappelijke tendens dat patiënten hun gezondheid zelf in handen willen nemen, en dat alles snel moet gaan. De tests zijn ook eenvoudiger geworden in gebruik. En niet te vergeten: er is een sterke invloed van reclame”, aldus Alain Bourda.
Zijn zelftests hun geld waard?
“Voor zelftests gelden bepaalde wettelijke eisen. Zo moet elke zelftest – voor welke ziekte of aandoening dan ook – een CE-markering dragen. Die geeft aan dat het product voldoet aan de daarvoor geldende Europese regels. De viercijferige code achter de letters CE verwijst naar de instantie die de test beoordeelde.
Bart Demyttenaere: “Maar het is niet uitgesloten dat hieruit toch vals positieve of vals negatieve resultaten komen. Verder is het belangrijk dat je de zelftest eenvoudig kan gebruiken. De verpakking moet vermelden dat het om een zelftest gaat en een bijsluiter bevatten die het juiste gebruik van de test vergemakkelijkt.”
Wat kan er beter?
“Vaak wordt er nog te vrijblijvend omgegaan met de aankoop, maar ook de verkoop van zelftests. We hopen dat ons land verdere maatregelen neemt voor objectieve informatie, een betere omkadering en een juister gebruik. Je neemt als gebruiker best geen medische beslissingen vooraleer je arts te raadplegen”, stelt Alain Bourda.